Een [1]psalm van Asaf. God [2]staat [3]in de vergadering Godes; [4]Hij oordeelt [5]in het midden der goden;
1. Zie de aantekening bij hfdst.48 vs.1, en hfdst.50 vs.1.
2. Dat is, Hij is tegenwoordig, te weten, als souverein, of opperste rechter.
3. Dat is, in zijne vergadering, in de vergadering, die samenkomt om van zijnentwege en uit zijn bevel recht te doen. Zie Deut.1:17; 2 Kron.19:6; Rom.13:1.
4. Alzo, namelijk, dat Hij hunne oordelen door zijne voorzienigheid en wijsheid alzo bestuurt en regeert, dat zij tot zijne eer strekken moeten. Of [Hij oordeelt]; dat is, Hij let er wel op welke vonnissen de rechters uitspreken belonende de rechters, die goed recht spreken, en straffende degenen, die hunne onderzaten onrechtvaardig verdrukken.
5. Dat is, in het midden der koningen en der vorsten, ja van alle overheden, als zijnde altemaal zijne stadhouders. Zie Ex.21:6, en Ex.22:8,9,28; Joh.10:34.